1892: Stichting van de Fanfaremaatschappij “De Ware Broeders”
De fanfare “De Ware Broeders” is in feite ontstaan uit een zangkoor dat indertijd de missen opluisterde in de Sint-Niklaaskerk van Herfelingen. Op 16 september 1892 werd de “Fanfaremaatschappij De Ware Broeders van Herfelingen” gesticht.
Volgens het reglement dat op 19 mei 1898 werd opgesteld, was het doel van de vereniging “de muziekkunst voort te planten en zich in orde, vrede en eendracht te vermaken.” Opmerkelijk in dat reglement waren de boeten die moesten betaald worden door de spelende leden die afwezig bleven, te laat kwamen of hun instrument vergaten op de bijeenkomsten.
De eerste voorzitter was Emile Langhendries.
De eerste erevoorzitter was Dr. Edmond Blockx, later opgevolgd door Eduard Seghers.
De eerste dirigent van de fanfare was Louis Cochez, familie van kunstenaar Robert Cochez. Samen gingen zijn van start met 22 spelende leden in het lokaal van het vroegere postkantoor (nu Sint-Niklaasstraat nr. 44).
De goede verstandhouding en de voortdurende uitbreiding van de fanfare werd in 1902 bezegeld met de aankoop van het eerste vaandel, een prachtstuk, dat met de nodige plechtigheden werd gevierd. Van deze huldiging zijn er spijtig genoeg geen foto’s voorhanden. Het eerste vaandel werd geschonken door Arthur Seghers. Op het vaandel zijn de tekeningen en opschriften gemaakt van echte gouddraden, wat heden niet meer betaalbaar is voor de fanfare.
De eerste vlag werd al snel versierd met allerlei medailles en eretekens, die werden verzameld door de deelname aan allerlei festivals en feesten.
In 1910 trok de fanfare zelfs naar de wereldtentoonstelling in Brussel. Op dat ogenblik telde de maatschappij maar liefst 54 spelende leden met als dirigent L. Marchand.
Alles groeide en bloeide… tot de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Verschillende muzikanten werden onder de wapens geroepen zodat alle activiteiten voor vier jaar stilvielen. Bovendien moesten de instrumenten ergens op een zolder of in een kelder verborgen worden want de Duitse bezetter was op zoek naar koper voor zijn oorlogmachine.
1919: Een nieuwe, maar bewogen start
Eenmaal de oorlog voorbij, kon men weer denken aan het muzikale leven in de gemeente. Doordat er vóór de oorlog ook een harmonie bestond, waren er muzikanten genoeg om een nieuwe maatschappij op te richten. Maar… de harmonie was nu liberaal en de fanfare was katholiek.
Toch wou men het proberen! Men vergaderde, men palaverde en besliste dat harmonie en fanfare broederlijk zouden samensmelten en dat alle politieke kleur zou vergeten worden om alleen de muziek te laten spreken. Een lokaal op het gemeentehuis werd ter beschikking gesteld van de maatschappij.
Omer Rebs kreeg de leiding en werd de dirigent van “De Ware Broeders”. Het ging zo goed dat de fanfare met gloedvolle, pas aangelegde marsen de Engelse soldaten tegemoet kon gaan en verwelkomen toen ze door Herfelingen trokken, de Duitsers achterna.
Maar de politiek was toch sterker dan de muziek en tussen de twee strekkingen ontstond alras onenigheid. Het lokaal op het gemeentehuis werd de maatschappij ontzegd.
Een school, gebouwd in de jaren tachtig om er katholiek onderwijs te geven, was vóór de oorlog het lokaal van de fanfare. Pastoor Moens had een nieuwe school laten bouwen, wat nu het Bavo-centrum is. De vroegere school verkocht hij, om tot woning om te bouwen. De pastoor was bereid een nieuw lokaal te laten bouwen voor de fanfare, op voorwaarde dar er nooit een bal zou gegeven worden in dit lokaal.
Maar de fanfare kon deze voorwaarde niet aanvaarden en kwam zo op straat te staan. Een reddende engel, onder de gedaante van de heer Allebos, stelde een leegstaande kamer van een huurhuis ter beschikking, rechtover de melkerij Olympia. De fanfare kon weer oefenen en spelen, maar de geldmiddelen ontbraken. Op het feest van de H. Cecilia moesten “De Ware Broeders” zelf hun bestek meebrengen want de fanfare bezat bijna niets? De enige bron van inkomsten was de opbrengst van het Sint-Ceciliafeest.
De fanfare probeerde heil te zoeken in voorzitters en erevoorzitters, maar dat bracht niet veel aarde aan de dijk en zeker geen geld in het bakje. Eén verdienstelijk persoon uit die periode moet hier toch vermeld worden, namelijk Benoit Cochez, de toenmalige voorzitter. Aan deze man heeft de fanfare zeer veel te danken. Misnoegdheid en naijver begonnen echter te groeien. Velen bleven weg en de fanfare was op sterven na dood.
Elk jaar ging in het dorp tweemaal de processie uit, met Sacramentsdag en met de kermis. Deze processie werd steeds opgeluisterd door de fanfare. Maar nu de vereniging zo goed als dood was, begon iedereen zich de vraag te stellen of er met Sacramentsdag een processie zou uitgaan met of zonder muziek. Enkele mensen konden niet aanvaarden dat een oude, eerbiedwaardige traditie zou teloorgaan. Zij gingen de vroegere muzikanten opzoeken, smeken en bidden. Het opzet lukte. Gauw werden de repetities hervat en tegen de processiedag stond de fanfare klaar om het geheel met muziek op te luisteren. Dergelijke feiten hebben zich nadien nog wel enkele malen herhaald.
1934: De eerste vrouwelijke dirigent
In 1923 verhuisde de fanfare naar de Zaal Decoster aan de Plaats in Herfelingen, Sint-Niklaasstraat nr. 14. Het was een nieuw gebouwde zaal, geschikt voor alle mogelijke feestelijkheden, maar dat was niet voldoende om een fanfare in leven te houden. Er moest geld binnenkomen.
De hoofden werden bij elkaar gestoken, men overlegde, stelde voor en besloot een toneelavond in te richten. Het toneel lokte een bomvolle zaal. Het was een geweldig succes. De fanfare kreeg weer moed om verder en beter te doen.
Door toneelvoorstellingen, door wat steun van de Heer Richard Galmart, toenmalig burgemeester, en Jean-Baptist Seghers en niet minder door de inspanningen van de voorzitter August Brijnaert, werd de financiële situatie van de fanfare merkelijk verbeterd zodat de muzikanten meer aandacht konden schenken aan de muziek dan aan de financiën.
In 1934 moest de fanfare beroep doen op de toen 22-jarige dochter van de zaaluitbater om de 24 muzikanten te dirigeren. Yvonne Decoster had pianolessen gevolgd in Brussel en was wellicht de eerste vrouwelijke én jongste dirigent die een fanfare ooit in België heeft geleid.
In 1937 moest zij de vuurdoop ondergaan op de viering van het 100-jarig bestaan van de fanfare van Tollembeek, een gebeurtenis die haar, omwille van de massale belangstelling en de plankenkoorts, tot nu toe nog altijd is bijgebleven. Het moet geen sinecure geweest zijn om als jonge vrouw de leiding te geven aan een fanfare die vooral uit oudere mannen bestond. Toch slaagde zij erin om met hen zelfs klassieke stukken in te studeren. Zelfs na haar huwelijk, toen zij in Brussel woonde, kwam zij wekelijks naar Herfelingen om het dirigeerstokje te hanteren.
1946: De actieve inzet van Dr. O. Van den Noortgate
De Tweede Wereldoorlog verlamde alle activiteit en de instrumenten bleven stom, hun bespelers stil. Na de oorlog wilde men zo vlug mogelijk terug aan de slag. Jonge mannen, die vier jaar lang alle vermakelijkheden moesten derven, daagden op om muziek aan te leren. Na een korte tijd telde de fanfare om en bij de 40 spelende leden. De muzikale leiding van de fanfare werd op korte tijd toevertrouwd aan “gelegenheidsdirigenten” Omer Rebs, Emile Decoster en Theodor D’Hoekers.
Reeds in die periode werd er gedacht aan de jeugd: oudere muzikanten zoals Evarist Moonens, Victor Backaert en anderen waren altijd bereid om jongeren in de muziek in te wijden, zodat de opvolging en uitbreiding veilig werden gesteld.
Nieuwe instrumenten moesten aangekocht, oude hersteld worden en dat kostte veel geld. Toneel spelen hielp wel, maar was onvoldoende om zulke zware uitgaven te dekken. Dr. Omer Van den Noortgate, die als erevoorzitter de fanfare actief steunde, zorgde ervoor dat nog andere personen financieel wilden helpen, zodat de fanfare opnieuw op stevige grondvesten stond.
De voortrekkers van deze periode waren vooral August Brijnaert, Robert Cochez, Victor Backaert, Maurice Brijnaert, Evarist Moonens, Henry Janssen en Jean De Crick.
Zij zorgden er ondermeer voor dat de toneelopvoeringen een groot succes kenden. Na elke opvoering werd steevast het lijflied “De Ware Broeders” aangeheven.
Na de oorlog was de fanfare alweer verhuisd, ditmaal naar de nieuwgebouwde zaal De Wannemaeker aan de Assesteenweg nr. 217.
In 1952 werd Guillaume Heyvaert uit Halle als vaste dirigent aangetrokken. De aandacht werd nu niet zozeer toegespitst op het spelen van marsen, maar eerder op stukjes waar meer gevarieerde muziek in zat. Na korte tijd was de fanfare reeds in staat om ieder jaar in het provinciaal domein van Huizingen een concert te geven.
De verplaatsing gebeurde in die tijd nog met de boerentram, waaraan dan wel een speciaal rijtuig was gekoppeld om de leden van de fanfare met hun instrumenten te vervoeren. In 1958 trok de fanfare, samen met de muzikanten van Kester, naar de Wereldtentoonstelling Expo ’58 in Brussel, waar zij een optreden verzorgden.
1959: De fanfare wordt koninklijk
Dirigent G. Heyvaert bereidde de fanfare vervolgens voor om in Brussel aan het muziektornooi deel te nemen. Op 18 november 1956 was het zover. De fanfare mocht meedoen in derde afdeling en de uitslag was prima. Maar G. Heyvaert wou nog hogerop. Twee jaar later, op 7 december 1958 trok de fanfare opnieuw naar het tornooi, maar nu in tweede afdeling. De uitslag was zeer goed en op 14 februari 1959 mocht de vereniging de titel van “Koninklijke Fanfare” dragen.
Voorzitter van 1959 tot 1963 was Robert Cochez, niet alleen muzikant, maar ook bekend beeldhouwer.
Vele jaren ging alles goed, maar in het jaar 1965 kwamen weer duistere wolken opdagen. De eigenaar van de zaal overleed, G. Heyvaert nam omwille van zijn hoge leeftijd ontslag en de zaal werd gesloten. De fanfare mocht de zaal wel verder gebruiken, maar de gezellige sfeer ontbrak zodat men besloot te verhuizen. Na een korte onderhandeling met E. Deschuyffeleer, de nieuwe uitbater, mocht de fanfare in 1967 terug naar de zaal in het centrum.
1967: Viering 75-jarig bestaan
In 1967 werd Julien Meulepas uit Beert de nieuwe dirigent en vierde men het 75-jarig bestaan van de Koninklijke Fanfare. Aangezien er te weinig muzikanten waren en J. Meulepas ook dirigent was in Kester, speelde de fanfare van Herfelingen vanaf dan samen met de Koninklijke Fanfare Sint-Martinus uit Kester. Beurtelings werd gerepeteerd in de ene en de andere gemeente.
Door gebrek aan geschikte personen en verbouwing van de zaal konden de toneelopvoeringen niet meer doorgaan. Van dan af werd er ieder jaar in september een eetfestijn gegeven ten voordele van de fanfare. Het idee om dit eetfestijn te organiseren is eigenlijk ontstaan uit een overblijfsel van de toneelopvoeringen, waar tijdens de pauze iedereen werd vergast op twee pensen met een boterham. Hier mag wel de lof gezongen worden van de echtgenoten van de muzikanten en enkele bereidwillige vrouwen die nu nog altijd onbaatzuchtig in de weer zijn om van dit eetfestijn een werkelijk feest te maken, zowel voor de fanfare als voor de deelnemers.
In 1963 werd Victor Backaert tot voorzitter verkozen. Hij bleef dit tot in 1977, waarna hij mede-erevoorzitter werd.
Een zware klap voor de fanfare was het plotselinge overlijden van haar erevoorzitter. In de nacht van 30 op 31 augustus 1969, op weg naar een zieke, kwam Dr. Van den Noortgate om het leven bij een auto-ongeval. Dankzij deze verdienstelijke man had de fanfare jarenlang geen grote financiële problemen gekend. Een nieuwe erevoorzitter Maurice Vandenschrieck, werd verkozen.
In 1970 diende een nieuwe lichting muzikanten zich aan. Onder impuls van Ghislain Alaert en Jozef Moonens werd van start gegaan met de muzikale opleiding van jonge kandidaat-muzikanten. Elke zondag na de mis werd er geoefend, terwijl eenmaal per week een bus werd ingelegd naar de muziekacademie van Gooik. Dankzij dit initiatief kon de fanfare van Herfelingen in 1975 terug op eigen benen staan en tot een zelfstandige muziekvereniging uitgroeien. In 1977 werd Ghislain Alaert voor de eerste maal tot voorzitter van de fanfare benoemd.
Tot 1978 moesten de muzikanten het stellen met een wel zeer rudimentair uniform – een muts met een bijhorende das -, terwijl elke fanfare die zich respecteert, haar muzikanten toch fatsoenlijk moest kleden.
Na enkele jaren van voorbereiding, zowel wat betreft het verzamelen van de vereiste geldmiddelen als het bepalen van een definitieve keuze, kon de fanfare op 26 oktober 1978 eindelijk voor de eerste keer aantreden in haar nieuw uniform ter gelegenheid van een optocht in Sint-Pieters-Kapelle, bij de opening van kermis Manhove.
In Herfelingen zelf werd het nieuwe kostuum voor de eerste maal aangetrokken voor de 11 november-viering.
In 1980 werd een nieuwe vlag gekocht. Deze werd op 5 oktober 1980 ingewijd door pastoor Matthijs tijdens een eucharistieviering opgeluisterd door de fanfare. In 1983 nam Jozef Moonens het voorzitterschap over en dit tot 1988, waarna Ghislain Alaert opnieuw het roer overnam.
Geloven in de jeugd is investeren in de toekomst. Dat moet het verjongd bestuur voor ogen hebben gestaan toen zij in 1985 met de jeugdwerking van de fanfare startte. Zeven jongeren dienden zich aan. Om iedereen te overtuigen van het nut hiervan, startten zij in 1986 de eerste zogenaamde variétéavond met de jeugdfanfare, samen met het koor de Hadosingers. Dit werd in 1987 nog eens herhaald.
In 1988 nam de dirigent Rudy Deslachmuylder uit Herne de leiding van de jeugdfanfare op zich. Aan 15 meisjes en jongens werden de beginselen van de notenleer bijgebracht. Twee jaar later werden opnieuw 6 jongeren, bereid om muziekles te volgen, gevonden. In 1991 werd gestart met een derde lichting.
Ondertussen werd een akkoord bereikt met de Gemeentelijke Muziekacademie van Gooik, zodat officiële muzieklessen in Herfelingen aan deze jongens en meisjes konden worden gegeven.
Een bijzondere vermelding gaat hier naar Kamiel Van Impe, die van bij het prille begin van de jeugdfanfare zijn financiële steun toezegde voor het volgen van de muzieklessen en de aankoop van nieuwe instrumenten.
Marc Vansnick, Ghislain Alaert, Jozef Moonens, Roger Vander Eeckt, Jean Nieubourg en Patrick Devos